De Gambiarivier, de levensader van het land
Wat de Nijl is voor Egypte, is de Gambiarivier voor Gambia. Door de eeuwen heen is ze de levensader van het land geweest. Doordat de rivier de gronden aan weerszijden – de bantoforo- heeft bevloeid zijn het redelijk vruchtbare landbouwgebieden geworden. Bovendien vond in vroegere tijden vrijwel al het transport en de handel over de rivier plaats.
Ook nu nog is de waterweg niet zonder belang. Kleine zeeschepen kunnen het pindacentrum Kaur bereiken, 190 km het binnenland in. En ook kunnen toeristen een leuke boottocht maken op de rivier. Of vissen op de rivier, maar wel oppassen want in de rivier leven verschillende zeldzame vissoorten. Doordat het water van de Gambia rivier zo´n 150 tot 180 kilometer landinwaarts zout of brak is, zijn er in de rivier zelfs dolfijnen te bewonderen. En ook in de kustwateren van Gambia kom je verschillende zeedieren tegen zoals zeeschildpadden, roggen, zeeslangen, krabben, haaien, inktvissen, zwaardvissen, tonijnen.
Steden
De steden in Gambia zijn meestal ontstaan door de samenvoeging van dorpen of compounds, de vestiging van handelsposten of vanwege de strategische ligging. De naam van veel plaatsen eindigt op kunda. Het betekent ‘huis van’ of ‘plaats van’. De grootste stad is Serekunda met 275.000 inwoners, de op één na grootste is de hoofdstad Banjul waar ruim 40.000 mensen wonen. Verder zijn Brikama, Bakau en Sukuta steden van betekenis. Landinwaarts vind je Soma, Farafenye en Basse Santa Su. De dorpen liggen vaak op loopafstand van elkaar in verband met de nabijheid van een bron.
De steden zijn klein maar kleurrijk, zonder hoogbouw, vaak met golfplaten huizen. Op het platteland kom je in de dorpen ‘compounds’ tegen, volgebouwd met hutten, met muren van bamboe en leem en olifantsgras als dekbedekking. Compounds zijn leefgemeenschappen die vaak uit families bestaan, meerdere compounds vormen een dorp. Aan het hoofd staat een oudste, die toestemming geeft voor bepaalde zaken, zoals bij trouwerijen. Andere belangrijke plaatsen zijn Bakau, Serekunda, Barra, Basse Santa Su en Georgetown. Er is slechs één verharde weg van oost naar west, op de zuidelijke oever van de River Gambia.
Banjul
Banjul is de hoofdstad en heeft ongeveer 40.000 inwoners. Vroeger heette de stad Bathurst en deze naam kan je ook nu nog op verschillende borden zien staan. Banjul is gelegen op een eiland (St. Mary’s Island) en is maar door één brug (Denton Bridge) verbonden met het vasteland.
De afgelopen decennia hebben er verschillende moderniseringen plaatsgevonden, waarvan de aanleg van een elektriciteitsnetwerk een van de voornaamste was. Toch is het geen moderne hoofdstad zoals wij ze kennen. Op de belangrijkste wegen na zijn veel straten nog niet verhard, wat betekent dat ze in droge tijd heel stoffig kunnen zijn. Of in regentijd heel modderig, wat het leven voor de minder rijke inwoners er niet makkelijker op maakt.
Voor de toerist is een bezoekje aan Banjul zeker de moeite waard, omdat er nog sporen van de kolonisatie zijn en omdat er daarnaast een beeld te krijgen is van het alledaagse Afrikaanse stadsleven. Ook zijn er enkele mooie bezienswaardigheden: de Grote Moskee, Arch 22, een aantal gebouwen van voor de onafhankelijkheid en het nationale museum, wat trouwens het enige volwaardige museum van het land is.
Ook ligt hier de kleurrijke Albert Market, dat redelijk beroemd is. In houten stalletjes worden talloze lokale en geïmporteerde goederen verkocht, van goedkope electronica tot kolanoten. Achteraan zijn ook eetstalletjes te vinden, waar vooral rond lunchtijd een gezellige drukte heerst.
Arch 22 is de toegangspoort tot de hoofdstad. Het monument werd opgericht ter herinnering aan de machtsovername in 1994. De bouw van Arch 22 was en is omwille van de hoge kostprijs (10 miljoen Dalasi) vrij omstreden. Het is 35m hoog en daarmee het hoogste gebouw van Gambia. De toegangsprijs tot het gebouw is laag en van boven uit krijgt u een prachtig uitzicht over de hoofdstad. Rondom de Arch 22 staan een aantal beelden van traditionele muzikanten uit de verschillende bevolkingsgroepen.
Het is gebouwd door de Senegalese architect Pierre Goudiaby, die ook de luchthaven Yundum Airport heeft gebouwd. Deze luchthaven heeft een merkwaardige lange start- en landingsbaan voor zo’n klein land als Gambia. Dit heeft te maken met het spaceshuttleprogramma van de NASA. Wanneer er iets mis gaat met een shuttle kan die hier landen. De groei van het toerisme heeft ertoe geleid dat de luchthaven onlangs is uitgebreid. De baan is verbeterd en er is een nieuw en modern luchthavengebouw gebouwd.
National MuseumDit museum is geopend in 1982 en wordt constant veranderd. De collectie is voornamelijk historisch en etnografisch. Er zijn onder meer maskers, oude muziekinstrumenten, kleding en gebruiksvoorwerpen te zien. Ook is er een afdeling gewijd aan de tradities rond de bereiding van palmwijn. Kaarten, documenten en foto’s tonen verder fragmenten van de geschiedenis van het land.
Op enkele kilometers van Banjul ligt het Kiang West National Park (KWNP).
Dit park werd in 1987 door de Gambiaanse regering opgezet. Met een oppervlakte van ca. 11.000 hectare is dit park het grootste van Gambia. In het KWNP leven vele (kleurrijke) vogelsoorten en andere diersoorten. Het Nationale Park is gelegen aan de zuidoever van de Gambia rivier is ligt op zo´n 150 km afstand van Banjul. De rivier trekt vele vogelsoorten (meer dan 300!) en andere diersoorten, zoals antilopen, wilde varkens en diverse soorten apen, aan. In het park zijn bijna alle vormen van natuur die in Gambia voorkomen te zien, zoals mangroven, zoutvlakten, savanne.
De toeristenkust
Bakau
Een andere belangrijke stad is Bakau, en bestaat uit Hoog-Bakau en Laag-Bakau.
Hoog Bakau is het betere gedeelte. Het bevindt zich aan de Atlantische oceaan het bestaat uit enkele mooie stranden, tussen grote rotsen en is zowat het hart van de strandvakanties. De kuststrook is niet groter dan deze van België en heeft brede zandstranden. Zwemmen in zee is niet altijd aan te raden, aan de hele kuststrook eigenlijk niet, door de wisselende en de soms gevaarlijke stromingen. Steeds er is een aanduiding met vlaggen hoe de situatie is. Aan het strand kan je ook aan veel watersportactiviteiten deelnemen zoals waterfietsen en parasailing.
Kies je voor een hotel met zicht op zee dan bezitten deze meestal een privéstrand. Je vindt er ook veel hotels, grote huizen van rijke Gambianen en buitenlanders, de ambassade van Groot-Brittanië, het telecommunicatiesysteem van Gamtel, een goede supermarkt en enkele locale markten. Interessant is ook de batikfabriek waar te zien is hoe de batikdoeken gemaakt worden die verderop op de markt te koop zijn.
Laag-Bakau is heel armoedig en bestaat uit kleine huisjes van golfplaten. Ook staat het bekend om de talloze criminelen die zich daar verbergen en de prostitutie, hoewel het risico op aids-besmetting groot is.
Ondanks deze ellende heeft dit deel van Bakau ook een van de leukste toeristische attracties van de kuststreek; de krokodillenvijver van Kachikally. Het is een van de drie heilige krokodillenvijvers in Gambia. De anderen zijn te vinden in Kartong in het zuiden en Berending op de noordoever van de Gambiarivier. De krokodillen ontlenen hun heilige status aan het geloof dat ze geluk brengen. Kinderloze vrouwen kunnen zich in een klein betonnen hokje achter de vijver wassen met het water, waarmee ze hun kans op nageslacht aanzienlijk vergroten, zo schijnt het.De poel is overgroeit door groene waterplanten, de krokodillen lopen er vrij rond en als je het wilt kan je ze ook aaien.
Naast Hoog en Laag Bakau is er ook nog Bakau New Town, hier bevindt zich wat industrie en ook wat betere woonbuurten en het Independence Stadium, het nationale stadion. Ook ligt er The Salon, een van de mooiste kapperszaken en schoonheidssalons van het westelijk halfrond en het African Living Art Centre. Dit is een museum en een bibliotheek. Onder een schuin glasdak bevindt zich hier een fantastische verzameling authentieke kunst- en etnografische voorwerpen uit geheel Afrika, van antieke bruidskisten uit Mauretanië tot oogstmaskers uit Ghana. De tuin achter het gebouw is ook een klein paradijsje, je vindt er zeldzame bloemen en planten uit de jungle.
Fajara
Fajara is vooral bekend om zijn golfbaan met achttien holes. Het is een plaats waar buitenlanders die nu in Gambia wonen, elkaar ontmoeten. Minder bekend, maar zeker een bezoek waard, is de uitstekend onderhouden erebegraafplaats, het Fajara War Cemetry. Hier vonden militairen van diverse nationaliteiten, die tijdens de Tweede Wereldoorlog omkwamen, hun laatste rustplaats
Verder liggen aan de kust ook nog de steden Kotu en Kololi, met veel toeristische voorzieningen. Hier ligt dan ook het populairste strand van Gambia.
Serekunda (en omstreken)
Vroeger was Serekunda een verzameling kleine dorpen, die in de loop der jaren aan elkaar gegroeid zijn tot de huidige stad. Het is met z’n 275.000 inwoners de grootste stad van Gambia en is de handelsstad van het land
Echte hooggebouwen zijn er niet, maar het blijft een interessante stad omwille van het drukke stadsleven. Er valt altijd wel iets te beleven, Serekunda heeft dan ook als bijnaam ‘de stad die nooit slaapt’. Hier wonen vele mensen dicht opeen, er is veel armoede, de huisjes bestaan alleen uit golfplaten. Ook het nationale bier, Julbrew, wordt hier gebrouwen. Het zijn geen echte wegen maar zandpaden met diepe kuilen in, Maar ook veel kleurig geklede mensen en vrolijk zwaaiende kinderen.
Ook ligt in Serekunda de batikmarkt waar je kan zien hoe met stof, was en verf kleurige doeken worden gemaakt; het worden uiteindelijk kleine kunstwerkjes.
Ten zuiden van Serekunda is een ideaal gebied voor de natuurliefhebber. Je vindt er het Abuko National Park. Hier kan je zien hoe de natuur er in Gambia oorspronkelijk uitzag, als de mens niet in het landschap had ingegrepen. Dit nationaal park werd in 1968 gesticht en is ongeveer 135 ha.groot. Het bestaat uit een redelijk groot bosgedeelte en door dit bos loopt een mooi wandelpad dat leidt tot een kleine dierentuin. Deze dierentuin is bedoeld voor de opvang van wilde dieren, vooral apen, die uit hun natuurlijke omgeving zijn gehaald. Later worden ze dan terug vrijgelaten. Er bevinden zich ook hyena’s en leeuwen, dieren die vroeger in West-Afrika nog in het wild voorkwamen maar overbejaging en het verdwijnen van de traditionele leefgebieden van het wild hebben ervoor gezorgd dat soorten als de giraf, het jachtluipaard en de neushoorn allang niet meer in Gambia te bewonderen zijn. Het nationaal park is ook een echt paradijs voor vogelliefhebbers want van de 500 soorten vogels die in Gambia voorkomen, leven er zo’n 300 in de dichte begroeiing in het park. Verder lopen er nog herten, antilopen, wilde zwijnen, en slangen rond.
Net voorbij het Abuka National Park ligt de plaats Lamin, waar voornamelijk Madinka wonen. Hier ligt het mooie Lamin Lodge, dat door de meeste toeristen wel bezocht wordt doordat de meeste vogelsafari’s en riviertrips dit aandoen. Lamin Lodge, een restaurant, staat schilderachtig op palen boven de Lamin Bolong, een van de grootste mangrovekreken. Het is nog niet zo lang geleden helemaal vernieuwd nadat er even geleden een enorme brand is geweest.Vanuit Lamin Lodge kan je met een gehuurd bootje een tocht door het mangrovegebied maken, waar je verschillende scheepswrakken kan zien liggen.